Hivos - People Unlimited website

Header image
FLAG TYPE 

Beleid van Minister Kaag mist een fundamenteel punt

Vrijdag 18 mei was het eindelijk zover en presenteerde minister Sigrid Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking haar nieuwe beleid, met als titel Investeren in perspectief. Nederlandse ontwikkelingssamenwerking concentreert zich voortaan voornamelijk op de instabiele regio’s in de nabijheid van Europa. In de uitvoering mist Hivos vooral aandacht voor maatschappelijke organisaties en de politieke dimensie.

In duidelijke, prima leesbare taal schetst de minister wat er mis is in de wereld – vluchtelingenstromen, langdurige conflicten, klimaatverandering, slecht bestuur, overbevissing, uitputting van de aarde – én wat er goed gaat. ‘Niet eerder was er binnen één generatie zoveel verbetering in leefomstandigheden voor zo’n groot deel van de wereldbevolking als in de afgelopen 25 jaar’, noteert Kaag.

Grondoorzaken

Kaag benadrukt keer op keer dat het bestrijden van grondoorzaken van conflict en migratie haar ambitie is. Het beleid wordt daarom meer gericht op instabiele regio’s, met name Noord-, West en Oost-Afrika, het Grote Merengebied, de Sahel en het Midden-Oosten: de inmiddels veelbesproken Ring rond Europa.

Dat is vanuit het Nederlandse perspectief geredeneerd begrijpelijk, we hebben immers rechtstreeks te maken met de gevolgen van die instabiliteit. In haar algehele analyse gaat de minister echter nagenoeg voorbij aan een belangrijke wereldwijde trend, namelijk dat de ruimte voor het maatschappelijk middenveld wereldwijd slinkt. NGO’s, burgergroepen, kritische journalisten, mensenrechtenverdedigers worden op veel plaatsen door regeringen onderdrukt en actief tegengewerkt. Ja, ze noemt het één keer, bijna aan het einde van het beleidsstuk. En daarmee miskent ze welke potentieel grote gevolgen de trend heeft, ook voor haar beleid zelf.

Ten eerste, projecten op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs, waarvoor het kabinet jaarlijks 60 miljoen euro extra uittrekt, zijn het medicijn waarmee de eerder genoemde grondoorzaken van conflict en migratie worden aangepakt. Deze middelen zijn tijdelijk – na afloop van deze kabinetsperiode drogen ze op. Het is natuurlijk goed, zoveel nadruk op het wegnemen van structurele oorzaken van conflict, armoede en gedwongen migratie. Maar de inzet stoelt op de incomplete aanname van deze coalitie dat meer werk en dus meer welvaart en perspectief in landen van herkomst op korte termijn leiden tot minder migratie. Het zijn immers niet de allerarmsten die vertrekken in de hoop elders een beter bestaan op te kunnen bouwen.

Apolitiek

Bovendien, werkgelegenheid en onderwijs zijn apolitieke instrumenten. Ja, er is ook aandacht voor veiligheid en rechtsorde – per slot een speerpunt – maar waar de nota verder doordesemd is van de noodzaak tot innovatie, ontbreekt juist op dit wezenlijke punt, goed bestuur en mensenrechten, ten enenmale de aanzet tot innovatieve ideeën.

Neem gedwongen migratie. Daarvan moet de oorzaak toch ook vooral gezocht worden in allerlei kenmerken van slecht bestuur, zoals een gebrek aan inspraak, pluriformiteit en vrije meningsuiting, repressie, weinig ruimte voor diversiteit, geen level playing field, cliëntelisme en corruptie. Kwesties die door de waakhonden in de samenleving worden aangekaart.  Een van de meest extreme voorbeelden van repressie is nog altijd Eritrea, een openluchtgevangenis die miljoenen Eritreeërs in de loop der jaren zijn ontvlucht.

Ten tweede, daar waar handel en hulp samenkomen moet veel breder worden gekeken dan alleen de focusregio’s. Met een land als India zijn er volop handelskansen – de grootste Nederlandse handelsmissie naar dat land ooit vindt nu plaats – maar tegelijkertijd zien we dat kritische maatschappelijke geluiden, voor vrouwenrechten of het milieu, er in de kiem worden gesmoord.

Het is begrijpelijk dat de minister de SDG’s als richtsnoer neemt voor haar beleid, maar de belangrijkste voorwaarde om resultaten te bereiken en adequate publieke dienstverlening voor elkaar te boksen in lage- en middeninkomenslanden is behoorlijk bestuur. De minister schrijft in deze context dat governance, oftewel goed bestuur en corruptiebestrijding, een verantwoordelijkheid van landen zélf is. Op zichzelf is dit natuurlijk waar maar als Nederland dit punt slechts wil ‘benadrukken’, lopen we het risico dat investeringen verloren gaan.

Niet alleen publieke, ook private investeringen. Net als haar voorganger steunt ook deze minister de private sector met ontwikkelingsgeld. Zij bouwt de handel- en hulpagenda alleen nog verder uit. Het is NL voor en NL na. Alles wordt uit de kast gehaald om Nederlandse bedrijven over de streep te trekken om te investeren in lage- en middeninkomenslanden. Sleutelwoord in deze passages is innovatie, en het stimuleren van innovatiekracht. In aanvulling daarop pleit Hivos voor een Fonds voor innovatie gericht op sociale verandering, met een blik die verder reikt dan alleen de private sector en economische ontwikkeling.

Botsing van belangen

Daar waar handel in dienst wordt gesteld van het bereiken van de SDG’s, moet je ook aandacht hebben voor het feit dat die zaken kunnen botsen. Dat infrastructurele projecten soms lijnrecht indruisen tegen belangen van inheemse groepen. Dat er nieuwe initiatieven worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat werknemers in landen die voor onze markt produceren eindelijk een leefbaar loon krijgen, is goed. De geldende aanpak via convenanten verloopt echter stroef; vrijblijvendheid is troef.

Het is positief dat de extra inzet voor klimaatfinanciering gericht is op arme gebieden. Hier had Hivos graag innovatieve ideeën willen lezen om dit voor elkaar te krijgen, om ervoor te zorgen dat de genoemde vijftig miljoen arme mensen daadwerkelijk toegang krijgen tot duurzame energie. Hivos geeft de minister op dit punt graag een duwtje in de gewenste richting qua gedachtenvorming. Hier liggen namelijk mooie innovatieve kansen om met biogas, zon, wind en duurzame en diverse landbouw doelen te bereiken.

Een wat meer politieke benadering komt even om de hoek kijken bij de passages over vrouwenrechten, SRGR, gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Daar continueert Kaag in feite het beleid van haar voorganger. Een schep erbovenop en een duidelijke stellingname dat Nederland globaal investeert in deze mensenrechten, waaronder ook LHBTI-rechten zou geen kwaad kunnen. Bijvoorbeeld door meer aandacht te richten op het bestrijden van seksueel geweld en het stimuleren van mentaliteitsverandering bij mannen.

Tot slot het geld. De regering zegt toe te willen werken naar een ODA-budget van 0,7 procent van het BNI in 2030 om er aan toe te voegen dat ‘een mogelijke extra vervolgstap […] wordt […] bekeken’. Hivos vindt dat in het licht van de immense voorspoed in Nederland en de uitdagingen nu een stevig fundament zou moeten worden gelegd zodat die 0,7 procent straks – als de SDG’s moeten zijn gehaald – niet meer nodig is!

Al met al laat de goed geschreven nota een fundamenteel punt onderbelicht. Het wegnemen van grondoorzaken van conflict en gedwongen migratie vraagt om meer dan extra geld voor economische ontwikkeling. De grote (mondiale) problemen die worden gesignaleerd, vragen om structurele verandering. Daarvoor is steun aan kritische maatschappelijke krachten, die nu zwaar onder druk staan, en meer aandacht voor politieke dimensies onontbeerlijk.